Geacht college,
Op 15 maart 2010 is er uitspraak gedaan in een zaak, die door de BEM was aangespannen, tegen een tweetal Drank- en Horecavergunningen van sportkantines.
In de brief van 26 maart 2010, wordt hier, naar ons idee, door de portefeuillehouder vrij lichtzinnig over gedaan, met te stellen :
“De uitspraak heeft dus weinig of geen inhoudelijke consequenties voor het gemeentelijke (uitvoerings-) beleid en voor de wijze van exploitatie.”
De uitspraak van de rechter geeft echter, ten voordele van de sportkantines, een heel andere indruk, namelijk,- Gemeente doe uw werk opnieuw en zolang u die tijd nodig heeft, blijft de vergunning van kracht, zulks onder voorwaarde dat de tijden, genoemd in het bestuursreglement, voor de duur waarin er een hernieuwde vergunningprocedure loopt, van kracht zijn als bindende voorwaarde-.
De rechter heeft dus oog gehad voor het maatschappelijk belang van de sportkantines, door niet resoluut de vergunningen nietig te verklaren en de sportkantines door een onzorgvuldigheid van de Gemeente te straffen.
Sportverenigingen hebben echter ook recht op duidelijkheid ten aanzien van hun rechten en plichten op langere termijn.
PS heeft hierover de volgende vragen:
1.Zit er interpretatieverschil tussen de uitspraak van de rechter en die van de portefeuillehouder en kunt U dit onderbouwen?
2.Op welke gronden baseert de portefuilliehouder zich, door te stellen dat er geen inhoudelijke consequenties zijn, terwijl de rechter de tijden, vernoemd in het bestuursreglement, als voorschrift stelt bij deze twee aanhangig gemaakte vergunningen?
3.Op welke termijn zullen de twee, nietig verklaarde, vergunningen opnieuw verleend worden?
4.Hoeveel Drank- en Horecavergunningen zijn er aan niet commerciële instellingen op de aanhangig gemaakte punten tot op heden verleend?
5.Hoe en op welke termijn gaat U deze corrigeren?
6.Indien U over gaat tot corrigeren, is dit dan geen inhoudelijke consequentie? U dient dan immers alle Drank- en Horecavergunningen te vernieuwen.
7.Op welke termijn gaan alle Drank- en Horecavergunningen van niet commerciële instellingen voldoen aan de door de rechter gestelde eis? Want wat voor deze twee vergunningen geldt, geldt uiteraard ook voor eerder verleende vergunningen.
8.Het college stelt dat het bestuursreglement als leidraad voor de vergunningverlening geldt. Hoe vaak wordt het bestuursreglement na verstrekking van een Drank- en Horecavergunning gecontroleerd op mogelijke wijzigingen?
9.Zijn er voorwaarden gesteld bij het verlenen van de Drank- en Horecavergunning m.b.t. wijzigingen van het bestuursreglement?
10.Bijna alle Gemeenten hanteren alle drie de voorwaarden, die genoemd zijn in de Drank- en Horecawet artikel 4 lid 2 onder a,b en c; hierop is ook te handhaven. Om welke reden, buiten het feit dat het vernoemd zou staan in het bestuursreglement, heeft de gemeente Schiedam dit niet in de vergunning opgenomen?
11.In het model van het bestuursreglement is ook opgenomen, dat er geen reclame gemaakt mag worden voor andere horeca doeleinden, dan gerechtvaardigd op grond van de verenigingsdoelstelling. Om welke redenen wordt dit wel in de Drank- en Horecavergunning opgenomen?
12.Op welke wijze kunt U op de Drank- en Horecawet handhaven, op de tijden, met betrekking tot het schenken van alcohol? Het bestuursreglement maakt immers geen onderdeel uit van de Drank- en Horecavergunning, ergo in het model bestuursreglement wordt zelfs verwezen naar de Drank- en Horecavergunning.
13.In Uw brief stelt u, dat het bestuursreglement wordt getoetst en dat aan de schenkingstijden extra aandacht wordt besteed. In het horecabeleid worden geen kaders aangegeven voor een toetsing van de schenkingstijden, noch is ons bekend of het college beleidsregels heeft vastgesteld voor deze toetsing. Welke overwegingen worden door het college betrokken, bij het beoordelen van het bestuursreglement en in welke gevallen heeft dit geleid tot een aanpassing van het bestuursreglement of weigering van een vergunning?
14.Klopt het, dat in de Drank- en Horecavergunning de volgende tekst is opgenomen:
“het verboden is om in de inrichting openlijk de mogelijkheid aan te prijzen tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard”?
15.Zo ja, klopt het dan, dat niet commerciële instellingen wèl buiten de instelling de mogelijkheid hebben, aanprijzingen van deze aard te doen?
16.Zo nee, is dit dan in twee verschillende uitspraken wellicht een tikfout?
In Uw brief van 9 oktober 2009 geeft U aan, dat er in november 2008 een controle heeft plaatsgevonden en er geen illegale zaken zijn geconstateerd. Het bestuursreglement maakt geen onderdeel uit van de Drank- en Horecavergunning en in de vergunning staan geen voorschriften met betrekking tot tijd.
17.Hoe en waarop heeft controle plaats gevonden?
18.Is tijdens de destijds gehouden controle, naar het bestuursreglement gevraagd?
19.Is tijdens de destijds gehouden controle gesteld, dat het bestuursreglement onderdeel uitmaakt van de Drank- en Horecavergunning?
20.Is destijds ook gecontroleerd of dit bestuursreglement identiek aan het bestuursreglement was, dat ten tijde van de aanvraag is voorgelegd?
Uw beantwoording zie ik met belangstelling tegemoet
Frans Hamerslag
Progressief Schiedam